Wat weten we over Hanskens reis over de oceaan?

In juli 1633 arriveerde een retourvloot van de VOC in Holland. De vloot vol kostbaar handelswaar bestond uit zeven schepen. Daarvan kwamen er zes uit Batavia (Jakarta in Indonesië) en een uit Suratte (Surat in India). Een van deze schepen vervoerde de olifant Hansken. De andere exotische dieren (een kasuaris, een luipaard en een hert), eveneens bestemd voor stadhouder Frederik Hendrik, zullen op hetzelfde schip vervoerd zijn. Na aankomst werden ze tentoongesteld in Amsterdam. Dit impliceert dat ze met een schip van de Kamer van Amsterdam meegenomen zijn. Vier van de zeven schepen waren van de Kamer Amsterdam. Maar welk schip de dieren overbracht, is onbekend. Er zijn geen journaals van deze schepen overgeleverd.

Op het enige schip van de Kamer van Hoorn reisde de ‘krankenbezoeker’ Seyger van Rechteren (1600-1646) mee, die na een reis van vier en een half jaar terugkeerde naar zijn woonplaats Zwolle. Hij hield een reisjournaal bij dat in 1639 gepubliceerd werd. Uit dit journaal weten we hoe de reis verliep. De tocht ging van Batavia (december 1632) via Kaap de Goede Hoop (maart 1633) naar het eiland Sint Helena (april 1633). Op 14 mei werd de evenaar gepasseerd. De tocht liep langs de Sargassozee, de Azoren en om Engeland en Schotland. Op 11 juli kwamen ze aan bij Texel.

Vijf schepen waren tegelijk uit Batavia vertrokken op 4 december 1632 (Prins Willem, Hollandia. Aemilia, Hoorn en Rotterdam). Op 1 maart was de vloot bij de Tafelberg bij Kaap de Goede Hoop. Het zesde schip (Zutphen) vertrok tien dagen later uit Batavia en voegde zich in maart bij de vloot op Kaap de Goede Hoop. De vloot van zes vertrok daar op 27 maart en kwam op 14 april aan bij Sint-Helena. Op 19 april arriveerde daar een zevende schip (Amboina) uit Perzië en was daarvoor vertrokken uit Suratte. Ook dit schip was van de Kamer van Amsterdam. Op het Sint Helena werd op varkens gejaagd en er werd vers water aan boord gehaald. De vloot vertrok daar op 26 april voor een reis die nog twee en een halve maand zou duren.

Vier van de zeven schepen waren van de Kamer Amsterdam:

Prins Willem

Dit schip kwam aan in Batavia op 2 juni 1631. Het vertrok naar Pallicatta (Pulicat op de kust van Coromandel, zuidoost India) op 8 mei 1632 en keerde weer terug naar Batavia. Van daar vertrok het op 4 december 1632 met aan boord de terugkerende gouverneur-generaal Jacques Specx (1585-1652) en zijn familie. Op 15 april nam Specx Sint Helena in bezit.

Zutphen

Dit schip kwam aan in Batavia op 5 september 1632. Het vertrok later dan de andere schepen uit Batavia, namelijk op 14 december, en arriveerde bij Kaap de Goede Hoop aan op 7 maart 1633 en vertrok van daar op 25 maart. Het kwam aan op Texel op 16 juli 1633.

Amboina

Dit schip vertrok op 17 januari 1633 van Suratte en kwam op 29 maart aan op Kaap de Goede Hoop, dat wil zeggen toen de andere schepen daar al vertrokken waren. Vandaar vertrok het op 1 april. Het schip sloot zich aan bij de vloot op Sint Helena op 19 april en kwam aan op Texel op 15 juli 1633.

Hollandia

Hoorn of Nieuw-Hoorn (van de kamer van Hoorn)

Op dit schip zat Seyger van Rechteren met vrouw en dochtertje. In zijn reisverslag noemt hij geen olifant of andere meegenomen dieren. De vijf schepen die tegelijk vertrokken uit Batavia lagen nog enkele dagen in de Straat Soenda te wachten op gunstige wind. De nieuwe Govuverneur-generaal, Hendrik Brouwer (1581-1643), adviseerde dringend om niet door het Kanaal te varen, de korte route naar huis, maar om Engeland heen. Het gevaar bestond dat de schepen daar door de Engelse Oost-Indische compagnie zouden worden opgewacht. De manschappen kregen drie maanden extra gage in het vooruitzicht gesteld. Het schip Hoorn zeilde sneller dan de andere en de bemanning besloot op 3 juli niet op de andere schepen te wachten omdat er zieken aan boord waren en omdat ze “lang genoeg op stinkend vlees en water waar duizenden wormen in waren en ander bedorven spijzen” hadden moeten leven. Op 11 juli werd het schip waargenomen door een loods die terstond terugkeerde naar Texel om de bewindvoerders van de VOC in te lichten. Een dag later kwam er een andere loods aan boord om het schip veilig verder te loodsen. Maar het schip kwam op een zandplaat vast te zitten.  Vrouwen en kinderen werden van boord gehaald. Overwogen werd om kostbare lading overboord te zetten, zodat het schip lichter zou worden en los zou komen. Die nacht stormde het zodat werd gevreesd dat het schip het niet zou houden. De volgende dag komt het schip los en vaart het de haven van Texel in.

Aemilia of Prinses Aemilia (van de kamer van Zeeland) en Rotterdam (van de kamer van Rotterdam)

Deze beide schepen zullen doorgevaren zijn naar Rotterdam en Middelburg.

Het nieuws van de retourvloot bereikte Amsterdam snel. Al op 16 juli staat het in de krant, inclusief de mededeling dat er een levende witte olifant aan boord was. Op welk schip dat was, staat er niet bij. Vermoedelijk was alle vracht van de schepen op Texel op lichters overgeladen. Dit was gebruikelijk omdat de Zuiderzee voor de VOC-schepen te ondiep was.

Dat Hansken geboren was in 1630 op Ceylon kreeg Ernst Brinck te horen van de begeleider van de olifant direct na aankomst in Amsterdam. Ceylon was in deze periode nog niet in handen van de VOC, maar Hansken moet dus wel vervoerd zijn vanaf dat eiland. De VOC handelde in Paliacatta en de Prins Willem was daar net geweest en kan Hansken naar Batavia hebben gebracht. Een andere optie is dat de olifant naar Suratte werd gebracht en vandaar op de Amboina naar Holland.

Voor het vervoeren van een olifant moest voedsel worden meegenomen. Als voedsel werd palmiet of palmkool meegenomen. Dat zijn de toppen of bladerknoppen van de palmboom die als groente gegeten wordt. Ook suikerriet wordt genoemd in de bronnen.