1656, 29 april. Delft (Cornelis van Groenevelt is terug in Holland en regelt financiële zaken)

Cornelis van Groenevelt is terug in Nederland. Hij legt in Delft twee verklaringen af over financiële aangelegenheden. In de eerste acte verklaart hij alle schulden die hij had uitstaan bij Paulus Rijmers en Maria Sasbout, zijn zwager en schoonzuster, afgelost te hebben. Ook verklaart hij ontvangen te hebben het geld dat Maria Sasbout als zijn gemachtigde voor hem had ontvangen. Onderdeel van de afrekening is dat de 1200 gulden die ene Cornelis Ruijter de Jonge Adrieaensz hem schuldig is en welk kapitaal op 1 mei aanstaande vrijkomt, door Maria in ontvangst genomen zal worden voor haarzelf (1). In de tweede acte verklaren Rijmers en Sasbout uit handen van Lodewijk van Pollinckhove [de Delftse wijnhandelaar Lodewijck Willemsz van Pollinckhoven, ca. 1615-1690] 510 gulden te hebben ontvangen en deze aan Cornelis van Groenevelt te hebben overhandigd. Het gaat om een bedrag ontvangen van de Sociëteit van ’s-Gravenhage betreffende het huis Heusden, gelegen aan het Spui, waarop Cornelis van Groenevelt recht heeft. In 1640 had Cornelis’ vader, Jacob Gerritssen van Groenevelt, aan hem een losrente verkocht op dit huis en in 1648 had hij, Jacob Gerritssen van Groenevelt, dit huis met erf aan de Sociëteit verkocht (3).

1) “Op huijden desen xxix april xvi c ses ende vijftich compareerden voor mij Johannes Ranck openbaer notaris by den E. Hove van Hollandt geadmitteert binnen dese stad Delft residerende. In presentie vanden ondergeschrevene getuijgen Cornelis van Groenevelt jegenwoordich alhier. Ende bekenden (naer voorgaende affreeckeningen) voldaen ende betaelt te weesen van soodanige pe[nningen] actien ende pretentien als hij comp[aran]t uijtstaende heeft gehadt met Pouwels Remers ende Maria Sassebout desselffs huijsvrouwe [doorgestreept: over t] oock meede van alle den ontfangen pe[nningen], die sij Maria Sassebouts in qualita als gemachtichde, voor hem comp[aran]t heeft ontfangen, mitsgaders oock vanden twaelff hondert gul[den] capitael met het verloop, als hij comparant spreecken heeft op Cornelis Adriaensz Ruijter de Jonge ende opden eersten meij eerst comen sullen moeten werden gelost ende bij haer[?] Maria Sassebouts sal werden ontvangen voor haer selven. Ende heeft hij comp[aran]t het slot vandie affrekeninge neffens het passeeren van desen uijt handen van haer Maria Sassebouts ontfangen [in marge: volgende den selven affreke[ninge] op daete deser jedach[?] ende overgelevert]. Scheldende dierhalve hij comp[arant] hem Remers ende sijn voorschr. huysvrou quijt van alle actien ende pretentien die hij op hem ofte haer een souden mogen comen te sustineeren, dit alles sonder eenigen reserve bij desen. Verbindende tot naecomingen deses sijn persoon ende goederen egeen uijtgesondert subject allen heeren hoven rechten ende rechten ende speciael den E. Hove van Hollandt. Consenteerende hier van acta gelevert te werden aldus verleden ende gepasseert binnen desen stad Delft in presentie van Dirck van Oosten ende Albertus van Oosterwijck mijn not[ari]s clercq als getuijgen ten desen versocht ten daege voors[chreven].

[Getekend] Cornelius van Groenevelt.”

Uit: Gemeentearchief Delft, inv.nr. 2114B (notaris Johannes Ranck), f. 85r.

2 “Op huijden desen xxix april xvi c ses ende vijftich compareerden voor mij Johannes Ranck openbaer Not[ari]s by den hoven van Hollandt geadmitteert binnen de stad Delft residerende. In presentie vanden ondergeschreven getuijgen Maria Remers huijsvrouwe van Pouwels Remers jegenwoordich alhier. Ende bekende ontfange te hebben uijt handen van Lodewijck van Pollincxhove, soodanige  some van vijffhond[er]t thien guld[en] soo over capitael als interest, als denselven uijt haeren naem hadde ontfangen van de Societeijt in Sgravehaege gecomen van het Huijs genaemt Heusden staende ende gelegen in S’gravenhaegen op het Spueij welcke penn[ingen] toecomende waeren Cornelis Groenevelt die sij comp[aran]t verclaert overgelevert ende voldaen te hebben. Beloovende hem Pollincxhoven voor sijn gedaene borchtochte opt ontfangen vanden selve pe[nningen] geschiet, vrij cost te indemneeren vrij cost ende schuldeloos te houden, met den costen[.] Compareerden meede voor mij not[aris] voors[chreven] ende getuijgen naergenoemt den voorsch[reven] Cornelis Groenevelt de welcke mede bekende de voors[chreve] somme van pen[ningen] ten vollen ontfangen te hebben uijt handen vande voors[chreven] Maria Remers. Quijteerende haer ende den voors[chreven] Pollincxhove mede absoluijtelijck sonder dat hij ijet verder hebben te pretendeeren op een van hen beijden. Ist minste ofte meeste. Tot naercominge deser verbinden sij comp[aran]ten respectieve elcx in haer requurt haer personen ende goederen egeen uijtgesondert subject allen rechten ende rechteren ende speciaelijck den hove van Hollandt. Consenteerende hier van t acten gelevert te werden. Aldus verleeden ende gepasseert binnen deser stad Delfft in preasentie van Dirck van Oosten ende Albertus van Oosterwijck mijn not[ari]s clercq als getijgen ten desen verloopt ten daege voorsch[reven].

[Getekend:] Maria Sasbout / Cornelius van Groenevelt”

Uit: Gemeentearchief Delft, inv.nr. 2114B (notaris Johannes Ranck), f. 86r.

3) Het huis was door de Sociëteit van ’s-Gravenhage voor de bouw van de Nieuwe Kerk gekocht van Cornelis’ vader, Jacob Gerritssen van Groenevelt. Haags Gemeentearchief, 0282-01. Kerkvoogdij der Hervormde Gemeente ’s-Gravenhage, inventaris 448 (eigendomsbewijs met retroacta, 1592-1640 en bijlage, 1648). Over de Sociëteit zie F.P. Wagenaar, De Sociëteit van ’s-Gravenhage (1587-1802), Hilversum 1999.