De Poolse vorst Albrycht Radziwiłł (1593-1656) ziet op 18 augustus 1639 een olifant op de Dominicus jaarmarkt in Danzig (Gdańsk) die bijzondere kunstjes vertoonde. Hij constateert dat de bewering van Plinius, dat olifanten geen knieën hebben, onjuist is (1). In een boek uit 1689 van de Poolse econoom Jakub Kazimierz Haur (1632-1709) wordt ook aan Hansken gerefereerd. Verhandeling XXI in hoofdstuk III gaat over de reusachtige olifant. Aan het einde ervan staat dat een olifant per schip in Danzig was aangekomen. Mensen bewonderden de olifant. De olifant besnuffelde ze. Onder hen was een man. In zijn broekzak vond Hansken een roos. Ze ging naar de man, nam de roos met de slurf uit de zak en at die op (2). Het boek werd later herdrukt, in 1693 en 1695. De mededeling moet betrekking hebben op Hansken want pas in 1694 is er opnieuw een olifant in Danzig. Over die tweede olifant verscheen in 1895 een verslag (3). Hansken bereikte Danzig per schip en dat geldt ook voor Kopenhagen, dat immers op een eiland gelegen is. Of Cornelis van Groenevelt een schip gecharterd had, is niet bekend. Op 11 februari 1646 bezocht koningin Luisa Maria Gonzaga Danzig. Op de door triomfpoort die door Willem Hondius in prent werd gebracht, is linksboven een olifant te zien. Dat kan geen toeval zijn. De Poolse historicus Wojciech Jarząb betoogt dat de prent verwijst naar Hansken (4).
1) 18go Sierp. [1639 r. Gdańsk] Tamże będącemu [na Jarmarku Św. Dominika) mnie zdarzyło się widzieć słonia, wielką bestyą, ale szybką i wielce sztuczną, który dziwne sztuki pokazywał. Natenczas doświadczyłem, ze fałsz jest co napisał Pliniusz; jakoby słoń junktur [kolan] w nogach nie miał; ma on je prawdziwie, i przyklęka kiedy się kładzie. Uit: A.S. Radziwiłł, Edward Raczyński (red.), Pamiętniki Albrychta Stanisława X. Radziwiłła Kanclerza W. Litewskiego, Poznań 1839, Vol. 1, p. 417. Een vondst van Wojciech Jarząb uit Gryfice.
Op 18 augustus [1639 te Gdansk] heb ik [op de jaarmarkt van St. Dominicus) een olifant gezien, een gigantisch beest, snel en zeer kunstig, die vreemde trucjes uithaalde. Daaruit heb ik afgeleid dat het fout is wat Plinius geschreven had; dat de olifant geen gewrichten in de benen heeft. Hij heeft die wel degelijk en knielt wanneer hij gaat liggen. (Met dank aan Marta Gnyp voor de vertaling.)
W. Jarząb, ‘Polska królowa w dawnym griffembergu / Die pölnische königin im ehemaligen Greiffenberg’, in: Trzebiatow. Spotkania pomorskie 2015, Trzebiatów 2016, pp. 61-80, p. 78 met noot 70.
2) Do Gdańska przywieziono było Okrętem Słonia: między gminem ludzi, którzy się tam dziwowali jego jestom i naturze, poczuł w kieszeni u jednego Człowieka Różą, do którego się przybliżywszy, swoją trąbą wyjąwszy ją z kieszeni, zjadł. [In marge:] Słoń Różą z kieszeni wyjąwszy zjadł. Uit: J. Haur, Skład abo skarbiec znakomitych sekretów oekonomiej ziemiańskiej, Kraków 1689, p. 322. Deze bron werd gevonden door Wojciech Jarząb uit Gryfice.
W. Jarząb, ‘Polska królowa w dawnym griffembergu / Die pölnische königin im ehemaligen Greiffenberg’, in: Trzebiatow. Spotkania pomorskie 2015, Trzebiatów 2016, pp. 61-80, p. 77 met noot 69.
Naar Danzig werd een olifant per schip gebracht. Onder de menigte die de olifant bewonderden, rook de olifant in iemands zak een roos, de olifant ging naar hem toe, nam de roos uit de zak en at die op. [In de marge:] Olifant haalt een roos uit de zak en at die op. (Met dank aan Marta Gnyp voor de vertaling.)
3) “1694. ‘In diesem Domniq [=Dominiksmarkt]’, erzählt Michael Büerel in seiner hsl. [handschriftlichen] Fortsetzung von J.C. Fischer Chronologia und Zeitbuch der Stadt Danzig [noot 1] , ‘war alhier viel zu sehen so neyes. Vors erste wahren da Sechsische Comedianten, welche eine grosse Bude auf dem Holtzmarkt gleich dem hauss Perwarten über stehen hatten: sie spieleten trefflich. Zum andern war der vortreffliche Taschenspieler, der vor vier Jahren alhier bei der Wippe gestanden: zum dritten war wieder ein grosser Elephant [noot 2], der viel Künste könte (sein bild ist in Holzschnit beigelegt), … ; zum vierten war eine Ente mit drei füssen zu sehen.” Uit: J. Bolte, Das Danziger Theater im 16. und 17. Jahrhundert, Hamburg en Leipzig 1895 (Theatergeschichtliche Forschungen XII), pp. 138-139.
Bolte verwijst in noot 1 naar “Berliner Mscr. boruss. quart 96, S. 651 und 656.” (tegenwoordig: Staatsbibliothek zu Berlin, Preußischer Kulturbesitz, Handschriften, Manuscripta borussica). Het gaat om een vervolg op de kroniek van Johann Christian Fischer: Chronologia oder Zeitbuch der Stadt Dantzig. Dat handschrift berust in de Danziger Bibliothek der Polnischen Adademie der Wissenschaften, Ms 52. Bolte verwijst in noot 2 naar verdere literatuur “Vgl. über Schaustellungen von Elephanten in jener Zeit Kroker, Mitteil. Der deutschen Gesellschaft in Leipzig 8, 3, 121 (1890)”.
4) W. Jarząb, ‘Polska królowa w dawnym griffembergu / Die pölnische königin im ehemaligen Greiffenberg’, in: Trzebiatow. Spotkania pomorskie 2015, Trzebiatów 2016, pp. 61-80, afbeelding op p. 77.