1671, 12 februari. Delft (Kwitantie van Wilhelmina Sasbout)

Wilhelmina Sasbout (Souburgh), de weduwe van Cornelis van Groeneveld, wonend te Delft, verklaart voor een notaris ten behoeve van haar moeder Sara van Heusden over een ontvangst van 380 gulden van haar moeder. Het gaat om 130 gulden inzake een obligatie van 100 gulden die haar zwager Herman Meijer aan Cornelis schuldig was en waarvoor haar moeder borg stond. En 250 gulden die haar moeder schuldig was aan Cornelis. Haar zonen in het buitenland zijn mede-erfgenamen van Cornelis. Er is sprake van een akkoord van 2 maart 1662 voor de Delftse notaris Boogert met betrekking tot de genoemde bedragen (1). Het bedrag van 100 gulden, betaald door Sara van Heusden aan Wilhelmina uit naam van haar dochter Sophia, die gehuwd was met Herman Meijer, komt terug in de afrekening van de boedel. Wilhelmina’s broer Jacob is executeur testamentair en legt verantwoording af. Alle kinderen ontvangen in augustus 1676 351 gulden uit de boedel (2).

1) “No. 1566. Ick onderges[chreven] Willemina Souburch wed[uw]e van za[liger] Sr. Cornelis van Groeneveld jegenwoordich woonende alhier bekenne bij desen ontfangen te hebben ende voldaen te sijn van mijn moeder Sara Cornelis de Heusde noopende dese navolgende somme van pen[ningen] eerst de somme van eenhondert guld[en] capitael ende noch dertich gulden [in marge: bij accoort tot den vereeringe offe schenckinge genoten] over de verloopen intrest van deselve eenhondert gulden cap[itae]l die mij voornomde moeder mijn aengetheert [in marge: aengetelt] in voldoeninge van seeckere obligatie houdende gelijcke somme, die Harmanus Meijer als principael ende opnemer ende mijn voors[chreven] moeder als borge schuldich sijn geweest ten behouve van mijn voorn[oemde] man za[liger]. Welcke obligatie ick beloove mijn voors[chreven] moeder met het recht daerinne verhaelt, over te leveren [in marge: (gepasseert voor den not[ari]s Frans Boogart), soo ick deselve sal cunnen becomen, doch is voor dato deses den quitantie gescheijde van die nu vermits ofte verleijt is en nu niet geacht moet werden, maer hier mede wert gecasseert] om haer actie als beschuldichde borge te institueeren daer ende soo sij te raeden werden sal, gevende haer dienaengaende axioma in cessaen[?]. Bekenne noch van deselve mijn moeder ontfangen te hebben, de somme van tweehondert vijftich car[olus] gulden, die de selve mijn moeder bij accoort ende verdrach aen den voorn[oemde] mijn man schuldich was [in marge: volgende hetselve accoort in date den IIen maert 1662 die hier meede oock is voldaen] bedragende de respectieve twee pertijen tesamen, de somme van drie hondert en tachtich gulden. Beloove dienaengaende mijn voorn[oemde] moeder ende bij versterff haere naercomelinge voor alle naemaninge commer ende last soo in reqguaerde[?] van mijn selve als mijnen uytlandige zoonen als meede erfgenamen van mijn voorn[oemde] za[liger] man [verso] te indemneeren vrij cost ende schadeloos te houden, tot naercominge deses verbinde ick onderges[chreven] mijn persoon ende goederen egeen uijtgesondert subject als na rechten. In kennisse onderteyckent. Ooirconden geteeckent desen XII Febr[uar]y XVI een ende t seventich.

[Handtekening] Willemijnna van Groeneveldt.

Mij present Johannes Ranck Not. A. 1671”

Gemeentearchief Delft, ONA 2122, f. 138-139 (notaris J. Ranck). Scans 137, 138. De verwijzing naar het akkoord van 2 maart 1662 is niet teruggevonden in het betreffende protocol van Frans Boogert (inv.nr. 2004). Met dank aan Marten Jan Bok.

2) Op 16 augustus 1676 legt Jacob Souburg als executeur testamentair van zijn moeder Sara van Heusden voor een Dortse notaris verantwoording af (Dordrechts archief, inv.nr. 307, aktenr. 31 (scan p. 173): Noch comt desen boedel van Sophia Souburgh de somme van hondert guldens sijnde t geene de overledene voor haer betaelt heeft aen Willemijna Souburgh blijckende bij quitantie notarialen daervan gepasseert ende alsoo den rendant daer van ten behoeve van t gemeen niet en heeft ontfangen, soo werd daar voor gestelt – memorie.