1665 (kort voor 24 maart). Overlijden van Cornelis van Groenevelt

Wanneer en waar Cornelis van Groenevelt overlijdt, is onbekend. In juli 1669 eist zijn zuster, Pleuntge (Apolonia) van Vosdingen, 106 gulden van Willemina Sasbout, “weduwe en boedelhoudster” van Cornelis van Groenevelt. De Haagse notariële akte hierover, opgemaakt op 3 juli 1669, verwijst naar een door Cornelis ondertekend stuk van 23 december 1664 (1). Die dag stond Pleuntge borg voor haar broer Cornelis, zodat hij de gevangenis kon verlaten. Niet lang na de vrijlating op borgtocht, en terwijl de procedure nog liep, overleed Cornelis, kort voor 24 maart 1665. Mogelijk in Den Haag

Van eind november 1664 is een verklaring die op verzoek van onder anderen een zwager van Willemina Sasbout, Paulus Rijmers, wordt afgelegd, dat Cornelis van Groeneveld geen vaste verblijfplaats heeft “nergens in Holland of op andere plaatsen” (3).

1) “Op huijden den 3 julij 1669 compareerde voor mijn Johan van der Vijver notaris publijcq bij den Ed. Hove van Holland geadmitteert in s Gravenhage residerende mitsgaders ter presentie van de so onderges[chreven] getuygher Appolonia Jacobs dr. van Groeneveld woonachtigh in s Gravenhage voorsr[even?] de welke verklaarde geconstitueert ende volmaghtigh gemaackt te hebben sulx zij doet bij de here Johan Spoore mede notaris ende procureur tot Delfft. Specialijck omme uijt haar constituantens naeme ende van harent wegens metter naeme ist doenlyck te acte[?] bij middelen van Justitie ist ende ontvang des als soodanige een hondert ende ses gulden metten interesse vandien als haar constituate dinghdelijcq competerende is van juffr[ouw] Wilhelmina Sasboud weduwe ende boedelhoudster van za. Corn[eli]s van Groenevelt, ist zeeckere acte van Obligatoir by den voorn[oemde] Groenevelt ten behoeve van haer constituante geteijckent in dato den 23 dec[embe]r 1664, alle te ruyme       eede te vervolgd. Ten uijt eijnde toe Cum potistaete substituendi ad lites in communi et optima forma alles met belofte van ratificatie onder verband van haer persoon ende goederen ten bedwange als naer reghte aldus gedaan ende gepasseert ter comptoirre mijns notarii ter presentie van Evert Houtuyijn ende Jan Gerritssen (Verb)bloen Mr. Cleermaker als gelofwaardige getuijgen hier toe gerequireert.

[Getekend] Aplonia Jacobs van Groenevelt / Houttuijn / Jan Gerritssen bloen Te Oirconde J. v. Vijver. Nots. Publ. 1669.”

Uit: Gemeentearchief Den Haag, notaris J. van de Vijver, ONA 227, f. 387. Met dank aan Marten Jan Bok.

2) Procuratie van 6 mei 1669 van Willemina Sasbout, wonend te Delft, weduwe van Jkr. Cornelis Groenevelt, op Dirck van ‘s-Graven, wijnkoper, om te liquideren de actie die zij heeft tegen Pouwels Reijnders en diens vrouw Maria Sasbout, haar zwager en zuster

[getekend] “Willemijne van Groeneveldt”

Uit Gemeentearchief Den Haag, notaris P. van Roon, ONA 581, f. 263.

 3) “Op huijden den XXIV november 1664 compareerde voor mij Christiaen de Weerdt openb[aar] ende bij den hove van Hollant geadmitteert notaris residerende in s graven Hage ter presentie van de naergen[oemde] getuijgen, Raphel Appelbe, wonende te Delft out ontrent vijff ende vijfftich jaeren. Ende verclaerde ter requisitie ende justitie van Pauwels Reijers mede woonende tot Delft ende Cornelis Henricus van Groeningen wonende tot Rotterdam out ontrent acht ende twintigh jaren waer ende waerachtich te sijn dat Cornelis van Groenevelt nergens in Hollandt ofte op andere plaetsen huijsshoudinge ofte fixum domicilium is hebbende als buijten dese provintie dan hier dan daer sijnde, gevende voor redenen van wetenschap hem Groenevelt wel te kennen ende t‘gene v[oor]s[chreven] is wel te weeten, presenterende t’gene es staet des mot [?]  ende versogt sijnde met eede naerder te bevestigen. Aldus gedaen ende gepasseert in s Graven Hage ter presentie van Sr. Gerard vander Beempt deurwaarder voorder v[oor]s[chreve] hove ende Jan Loeff Mr. Cleermaker alhier, als getyuijten den desen versogt

Uit: Gemeentearchief Den Haag, notaris C. de Weerdt, ONA 557, f. 211. Met dank aan Marten Jan Bok. Appleby was een koorddanser, net als Rijmers, zie: J.P. Vander Motten, Michiel Roscam Abbing, ‘Seventeenth-Century English Rope Dancers in the Low Countries’, in:  Theatre Notebook 74 no. 1 (2020), pp. 8-31, aldaar p. 13.