De ouders van Cornelis van Groenevelt, Jacob Gerritssen van Groenevelt en Burchje Jans, hadden in mei 1646 een testament op de langstlevende gemaakt. Na het overlijden van Burchje hertrouwt Jacob Gerritssen van Groenevelt met Emmerentia Gibels uit Delft. Op 3 juli 1651 waren de huwelijkse voorwaarwaarden vastgesteld en op 26 augustus was de ondertrouw. Zij trekt bij hem in zijn huis aan de Oude Tol in Voorburg. Het tweede huwelijk van Jacob Gerritssen duurt maar kort, want hij overlijdt vóór 24 januari 1652. Op die datum worden op verzoek van de kinderen de huwelijksvoorwaarden tussen hem en Emmerentia Gijbels nietig verklaard en verder bepaald dat zij alle goederen die zij had ingebracht tijdens haar huwelijk uit de boedel mag halen. Ook moet zij het huis aan de Oude Tol binnen drie of vier dagen verlaten. Alle andere goederen en eventuele schulden gaan over naar de kinderen. Cornelis van Groenevelt is niet aanwezig. Hij bevindt zich ergens in het buitenland en wordt vertegenwoordigd door zijn zuster, zwager en broers: Pleuntge (gehuwd met Sacharias van Vosdingen), Harman Bruijnseel (weduwnaar van Annetge), Gerrit Jacobssen, Jan Jacobssen. Cornelis’ oudste broer Willem wordt niet genoemd en is kennelijk al overleden (1). Twee dagen later wordt op verzoek van de kinderen de inventaris opgemaakt (2). Jacob Gerritssen van Groenevelt had het huis bij de Oude Tol of Geestbrug begin juni 1648 gekocht, blijkt uit een vermelding in de inventaris. In mei dat jaar had hij zijn huis (genaamd Heusden) en erf aan het Spui in Den Haag verkocht aan de Sociëteit van ’s-Gravenhage. Terug in Nederland zou Cornelis van Groenevelt in april 1656 van dat huis zijn aandeel, 510 gulden, ontvangen. Het is onbekend of er toen ook een verrekening plaatsvond met betrekking tot de erfenis van zijn vader.
1) “Op huijden den 24e jannuarij 1652 compareerden voor mij Hendrick van Nijburch openbaer notaris bijden Hove van Hollandt geadmitteert in s’Gravenhage residerende, ende voor de getuijgen naergenoemt. D’eerbare Emmerentia Gijbels laetst wed. van Jacob Gerritssen van Groenevelt zal. overleden [doorgestreept: in sijn leven gewoont] aenden ouden Tol inde ambachte van Voorburch in desen geassisteert door Sr. Michiel van Weerdt mede notaris alhier als hare gekoren voocht in desen ter eenre. Ende Pleuntge van Vosdingen
[doorgestreept: Jacobs van Groenevelt]
huijsvrouwe van Sacharias van Vosdingen, tegenwoordich vuytlandich, ende vermits d’absentie van haren man, geassisteert met Sr. Johan Colijngh haren neve, Harman Wouterssen Bruijnseel voor zijne respectieve kinderen als ten huwlijck gehadt hebbende Annetge Jacobssen van Groenevelt, [doorgestreept: ende] Gerrit Jacobssen van Groenevelt, Jan Jacobssen van Groenevelt [doorgestreept: mede soone vanden voorn. Jacob Gerritssen, Ende welcke zij], alle naergelaten kinderen bij den voorn[oemde] Jacob Gerritssen van Groenevelt geprocuceert bij Burghe Jans haereijder moeder zaliger. In desen mede vervangen heur sterckmakende ende de rato caverende voor de verdere absente kinderen [doorgestreept: heur alle d‘andere medebroeders ofte susters tegenwoordich vuijtlandich, ende voorts alle anderen die dese aengaende soude mogen], ter andere zijde. De welcke verclarerden ten wedersijden, omme redenen, henluijden daer toe moverende acht te gaen ende scheijden vande antemixx huwelijckxe voorwaerden, tusschen d’voorn[oemde] Emmerentiana Gijsbels, comparante in desen, ende haer zal: man opten 3e julij 1654 voor den voorn[emde] notaris Michiel van Weerdt ende seeckere getuijgen gemaect ende gepasseert houdende sij comparanten respectievelijcken deselve voor nue krachteloos ende van onwaerden. Ende op nieuws contracteren nopende de schiftinge ende scheijdinge vande goederen soo roerende als onroerende, eges vuijtgesondert ten dage vant huwelijck bij haer comparant met voorn[oemde] Jacob Gerritssen Groenevelt haer zal: man bij den anderen gebracht. Soo zijn zij comparanten dienvolgende int minnelijck geaccordeert ende verdraeghen dat de voorn[oemde] Emmerentiana Gijbels vuijten voorschr[even] boedel tusschen ende wederom naer haer sal nemen alle t’geene deselve, soo van linnen, wolle, huijsraet ende andersints daerinne ten aenvangh vant huwelijk heeft gebracht, sonder becroon van ijemant omme daer mede te doen haer vrije wille ende als haer vrij eijgen goederen, als offte deselve noijt staende huwelijk inden sterffhuijse waren geweest. Ende voorts ontruijminge doen vande huijssinge, ende wes daer an dependaen[?] [doorgestreept: alle de voorn[oemde] xxx tegenwoordich es woonende] staende aenden ouden tol toe voorschreven [doorgestreept: ende dat] binnen drie a vier dagen min ofte meer [doorgestreept: staende t’selven ter] naer dispositie vande voorn[oemde] kinderen
[doorgestreept: hiervoren genomineert]
sonder dat die voorn[oemde] Emmerentia Gijbels ijt weders uijtte voors[schreven] huijsingen sal vermogen mede te dragen, als haer eijgen es toebehoorende latende t’verder [doorgestreept: soo hij] blijven in sijne voorgaende staet, van alle welcke resterende goederen, soo roerende als onroerende, actis ende credijten, vuijtgesondert de voorn[oemde] kinderen van voorn[oemde] Jacob Gerrissen Groenevelt zal. zullen vermogen te disponeren te weesen oirbaer ende prouffijte vande crediteuren, die aenden voorn[oemde] boedel souden mogen ten achten zijn, offe in ander soodanige forma, es zij te rade werden zullen. Beloovende sij comp[aranten] te samen, ende elckx int besonder [doorgestreept: ten wedersijden], haer te houden finalijcken aen desen contract sonder daer tegens immermeer te zullen ofte doen doen in eenige manieren directelijcken, oft indirectelijcken, onder verbant van ee persoons ende goederen roerende ende onroerende, present ende toecomende eges vuijtgesondert, deselve subjecterende alle rechten ende xxx
derhalven van alle exceptien, gratien ende benefitien, eenichsints desen contrarierende, ende int besonder den Rechten dicterender, dat generale renunchatie van gerede waerde sij, ten sp voorgae. Alles sonder arch ofte liste, comfemerende mij notaris hier van te leveren, ten wedersijden, acte in forma. Aldus gedaen [doorgestreept: ende] gepasseert, ende int minnelijck veraccordeert ten huijse van Jan Jacobssen van Groenevelt ter presentie vanden voorn[oemde] notaris van Weerde, ende Sr. Johan Colijngh als arbiters, ende getuijgen toe desen versocht, ende specialijcken gerequireert, die de nieuwe deses, beneffens de respective comparante, ende mij notario voorn[oemd] (elcxs inde voor[schreven] qualite) mede hebben onderteckent, ten dage, maent, ende jaer voorschreven.
[Getekend] ‘Emerens Ghijbels
Pleuntien van Vosdingen
Herme Bruynseel
Gert Jacopse Groenevelt
[het merk van] Jan van Groenevelt,
Zes getuijgen Barbiers desen versocht
M. van Weerdt 1652
Jan Kolingh’
[Onderaan:] ‘Hier van dubelt gelevert aen Pleuntge van Vosdingen.’
Uit: Gemeentearchief Den Haag, notaris Hendrick van der van der Nyburgh, ONA 127, f. 264-265. Met dank aan Marten Jan Bok.
2) “Den 26 jannuarij 1652. Inventaris gemaeckt bij mij ondergeschreven notaris van de meubele goederen zulcxs die bij Jacob Gerritssen van Groenevelt zal. naergelaten, ende metter doot ontruijmt zijn. Ende dat opt versoeck vande respective kinderen vanden voorn[oemde] Groenevelt, geprocureert bij Burgje Jans zal. zijne eerste huijsvrouwe. Als volght
-Inde middekeucken bevonden in den wageschotte kasken staende ter zijde de bedtstede inde muijr
-een besegelde brieff staende op de gront vande huijsen vande overleden aenden Geestbrugge van date den 3e junij 1648.
-noch eenige papieren, zijnde huijrcodullen quitantien, contracten, ende anders van weijnich importantie t’samen bijden anderen gevonden ende weder int kasken geleijt
-gelijck mede weder int kasken is geslooten een blicke doos met eenige papieren daer in zijnde oude stucken inde processen gedient hebbende wegens Corn[elis] Sleijstaft zal. mede van geene importantie
-Noch een vierkant houte doosken, daer inne zijn eenige quitantien, contracten ende andere papieren, mede niets besonders.
een bedde ende pouluwe
een oude groene ende witte decken
3 oirkussens soo goet als guaet
1 groen gardijn ende ravange[?] voor de bedtstede
seven kussesloopen
2 taeeffellakens
acht servetten
seven slaeplakens
drie handtsleecken[?]
vijff mans hembden
een lapge linnen van ontrent 7 ellen
een rooden hemtrock out met silvere knopen
een rooden hemtrock met staerknoopen[?]
een paer swarte laken mouwen
een moff
een onderbroeck ende wambas
een swarte lakense mantel
een swarte lakense mansrock
een out swart hemt
een witten onderboreck
een hemtrock met bont gevoert
een out wambas met satijne mouwen
een oude bonte muts
een swarten hoet
noch 2 oude hoeden
twee oude blauwe linne gardijnen
1 groen tafelkleet
2 oude kleetgens over een kist
een wageschotte kas inde welcke de goederen alhier aengetrocken zijn beslooten
Op de bedtstede ende daer voor
twee groote copere potten
een copere plaet
twee copere ketels
een kerckstooff
een peddepan
een tinne waterpodt
ses geschilderde wapentgens gelijst
een kastock
veertich tinne taeffelberden
een tinne soutvat
een tinne beecker
een muddeken[?] ende een halftge van tin
4 blauwe aerde kommen
een blicke olijpodt
twee lepelhuijskens met 7 lepelen
2 tafelberte huijskens
1 tinne, ende cop[ere] drooplepel
een ijsere rentrecker[?]
een copere beeker, ende snuijter
een vorckge ende borstel
een conterfeijtsel van de kinderen bestemoeder
een spiegel ende hulmandeken[?]
drie blauwe aerde kommen op de kas
Voor de schoorsteen
drie oude schilderijtgens van Judith ende Holefernis
drie blauwe schotelgens ende 2 teljooren
drie tinne beeckertgens ende overdeckt kopge
twee copere ringhen
drie houte kandelaers
2 oude blaesbalcken, 2 kaersladen
een schop, tangh ende haertijser
een ijsere kettingh beugel
een blicke schuijmspaen
In de bottelrije
een copere pan 5 oude rooster
10 aerde teljooren
twee cop[ere] schotelgens
18 houte teljooren
een ijsere kandelaer
2 feesten, ende muijseval
een kruijtdoos
Inde keucken
een wageschotte kisge daer inne geleij[t]
- een hackmes
- een hamer
- 2 hostervoetgens [?]
- 3 oude ijsere blakers
xxtreest [?]
thien kleijne berdekens
vier wat grooter
1 houten back
Noch in keucken bevonden
een leger stoeltge
een print gelijst
2 oude spaensche stoelen
drie oude matte stoelen
een ronde doos
vier oude jutekussens
een neer slaende enk tafeltge
een ronde vuijre tafel
2 korstkens[?]
Int voorhuijs
een lange schilderie zijnde de grootevader vanden overleden
1 berdekengh[?] zijnde den trap des ouderdoms
een schilderij ofte conterfeijtsel onbekent
een geasekasge
In de gangh
2 houte ronde backgens
1 out driekant tafeltge
1 raechhooft barcken [?] ende stoffborstel
2 oude schilderijen op doeck
een schilderije vande thien geboden
Inde achterkeucken
een vuijre kasge
twee kricksteenen[?]
een kleijn banckgen
een touhengel ende emmer
een kleijn kanneberretge met 4 halen[?]
eenige rommelingh voor de schoorsteen niets waerdich
Op de plaets ende inde loots
2 oxhooftden
een deel boonstaken
een konijns hoij ende tobbe
een deel out hout
een span
een groote vogelkoij
een out koffer
noch eenige rommelinghen niets waerds te noteren
een kleijn hoopge turff
Noch in de loots
een haech ende bijltgen
drie hoenderen
twee konijns koijen, daerin bevonden acht oude konijnen ende thien jongen
Op de solder
drie schakels, met de pols
een werpnet
vier kleerstocken
eenich out hout ende rommel niet waerdt te specificeren
Noch inde middelkeucken
een kannebeet[?] met 9 haecken
acht kannen, kleijn ende groot
In de kelder
een kuijp daer in drie stuckens peckelvleesch
twee stuckgens roockvleesch in de schoorsteen
Aldus geinventariseert ten huijse vanden overleden ter presentie van Crijn Leendertssen woonende aanden Geestbrugge, ende Hendrick Berningh, woonende aen de Tol als getuijgen van hier toe versocht, dien desen beneffens mij hebben onderteeckent den 26e jannuarij 1652.
Hiervan dubbelt gegeven aen Pleuntge van Vosdingen.”
Uit: Gemeentearchief Den Haag, notaris Hendrick van der van der Nyburgh, ONA 127, f. 266-267 (“Boedelscheijdinge tusschen Emmerentia Gibelijns wed. van Jacob Gerritssen van Groenevelt zal. ende de kinderen vande selve.”). Met dank aan Marten Jan Bok.