1634 [vóór 14 april] tot 1636 [vóór 16 april]. Rijswijk

De Engels­man Willi­am Brereton (1604-1661) reist met zijn gezin door Holland en is op 2 juni 1634 bij de paarden­stal­len van het Huis ter Nieuburg. Dit is het paleis van stadhouder Frederik Hendrik dat buiten Rijswijk gelegen is. Achter die stallen ziet hij een jonge olifant die ongeveer drie jaar oud is en ook een luipaard (1). Huis ter Nieuburg is in de late achttiende eeuw afgebroken. De luipaard die Brereton ziet, moet de ‘Luijperd’ geweest zijn die in juli 1633 door Brinck in Amsterdam gezien werd en toen in een krantenbericht ‘Tygher’ werd genoemd. In deze tijd worden de namen van de grote katachtigen door elkaar gebruikt. Dit roofdier was in 1633 tegelijk met de olifant naar Holland gebracht.

Frederik Hendrik van Oranje-1

De historicus Jurjen Vis stuitte tijdens zijn onderzoek naar de diaconie van de Nederduits gereformeerde kerk in Den Haag op een reeks notities betreffende de olifant. Hansken stond al vóór 14 april 1634 in de prinselijke stallen. Wie naar de olifant kwam kijken, werd geacht geld in een collectebus te doen die bij de olifant stond. Ook collecteerde “dengeene die den Oliphant bewaerde” onder de bezoekers. De opbrengst ging naar de armenzorg. Op 14 april 1634 leegde de diaconie voor het eerst de collectebus die ze daar van Frederik Hendrik had mogen plaatsen. Tot eind mei 1634 trokken drie diaconieën profijt van de opbrengsten. Het ging om de diaconieën van Den Haag, Rijswijk en Scheveningen en de verdeling van de opbrengst was als volgt: 1/2, 1/4 en 1/4. De diaconie van de Franse of Waalse kerk van Den Haag wilde ook delen in de opbrengsten en diende een verzoek in in mei, maar de andere diaconieën, die dan minder inkomsten zouden krijgen, stemden er niet mee in. Door bemoeienis Frederik Hendrik zelf gebeurde dit toch in juni 1634. De verdeling was vanaf toen 2/5 voor de Haagse diaconie en de andere drie diaconieën elk 1/5. Het eerste jaar, 1634, was het meest lucratief met zeven buslegingen. In 1635 waren er nog maar drie buslegingen en in 1636 slechts twee en dat waren nabetalingen. De olifant zal vóór 16 april 1636 vertrokken zijn. De tijger of eventuele andere exotische dieren worden niet genoemd in de door Jurjen Vis gevonden en getranscribeerde notities (2). Een samenvatting verscheen in J. Vis, Diaconie. Vijf eeuwen armenzorg in Den Haag, Amsterdam 2017, pp. 134-136. De 29 mei 1634 gedateerde vermelding werd overigens ook in de negentiende eeuw opgemerkt (3). In het jaar 1635 was de olifant ook voor geld in Delft te zien.

Ernst Brinck, burgemeester van Harderwijk, schrijft dat de Prins van Oranje (Frederik Hendrik) de olifant in Rijswijk voor zijn ‘lust’ (plezier) hield en verhaalt een anekdote (4). Van hem is ook de mededeling dat de prins in 1636 de olifant schonk aan Johan Maurits (een achterneef), en dat de laatste de olifant voor 8000 gulden had verkocht aan iemand die met het dier rondtrok en de olifant voor geld liet zien. Verder meldt hij dat de olifant later met flinke winst werd doorverkocht voor 20.000 gulden (5). De opeenvolgende eigenaren zijn niet bij naam bekend, maar degene aan wie de olifant het laatst verkocht werd, was Cornelis Jacobs van Groenevelt.

Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679) wordt in 1636 aangesteld tot gouverneur van de Nederlandse bezittingen in Brazilië.

Johan Maurits van Nassau-Siegen-1

Met kunstenaars en geleerden in zijn gevolg vertrekt hij dat jaar op 25 oktober naar de nieuwe kolonie in de West. Zijn benoeming zal de aanleiding zijn geweest om de olifant te verkopen. Kennelijk wilde Johan Maurits wel een olifant bezitten. In 1640 verrijst het door hem gebouwde paleis Vrijhof op het Braziliaanse eiland Antonio Vaz. Dat paleis had een voor iedereen toegankelijk park met een diergaarde. Onder de exotische dieren waren dieren die niet in Brazilië leven. Een van de meegereisde kunstenaars, Albert Eckhout, maakt in deze periode een tekening in krijt van een jonge Afrikaanse bosolifant met slagtanden (6). Johan Maurits had dus speciaal een olifant uit Afrika laten overkomen voor zijn park of deze uit Afrika geschonken gekregen.

1) “Returning to Hage after dinner, upon Monday, 2 Junii, we left the scute a mile short of Hage, and went to see the Prince of Orange stable of horses, wherein were none but some thirty young horses three and four year-old: the stables capable of about sixty. Beyond the stable we saw a furious leopard of the prince, as also a young little elephant about three years old, who wanted of his growth (as he said that kept him) sixteen handful; he said they came not to their growth until they be a hundred years old, and live until they be three hundred years old.” Uit: E. Hawkins (ed.), Travels in Holland the United Provinces England Scotland and Ireland 1634-1635 by sir William Brereton, Manchester 1844, p. 31.

2) Arch. Diaconie NH Kerk Den haag, inv. nr. 37, fol 1:

[marge]
Distributie van de aelmoessen gecollecteert tot Rijswijck over het besichtigen van de olifant aldaer

[in register: ‘ollifant’]

Den 29en Maij 1634

De heeren [Jean] Blondel, [Olivier de] Raffelis, [De] Beaufort, Rignois, Bouart en Harel predicanten, ouderlingen ende diaconen respective van de fransche kerkcke alhier in s Gravenhaghe vanwegen de diaconie derselver kercke versocht hebbende portie te mogen hebben in de almoesse die tot Rijswijck in ‘s prinsen stal in de busch staende bij de Olifhant gestelt door last ende consent van sijne princelijcke excellentie bij de broeders diaconen tot prouffijt van dese diaconie mitsgaders die diaconien van Rijswijck ende Scheveninghen ende haer geantwoordt daerinne niet te konnen getreeden werden sonder alvoren die van de kercke van Rijswijck ende Scheveninghe daervan gesprocken te hebben ende sijn met die antwoordt gescheyden.

Den 22 junij 1634

preside Nierop
presentibus alle de Broeders Dempt, Persijn ende Clermont

[fol 1v]
Den voorseiden gedeputeerden van de france kercke wederom in de vergaderinghe gecompareert sijnde ende versocht hebbende portie te mogen hebben in de aelmoesse voors. Is haer hetselve bij de broederen ende den predicant D Lootius die daeromme in de vergaderinge ghecompareert was geaccordeert namentlijck dat die van Rijswijck Scheveningen ende de France kercke voornoempt sullen uijt de meergenoemde aelmoesse genieten ende trekken ijder 1/5 partij ende dese diaconie 2/5 twelck de voorseide france diaconie es toegestaen temeer also den predicant Raffelis seyde sijne excellentie haer toegestaen te hebben dat sij beneffens de voorseiden diaconien de meergeseghde almoesse mede souden deelaghtigh mogen wesen.

Rekeningen 1633-1637:

1634 inv. 509

[fol. 4v]
Den 14en aprilis tot Rijswijck de bosch geleeght en daeruijt bij Soowijk voor 1/2 getrocken 72-7-00
Totaal: ƒ144

5 Den 5 Maij tot Rijswijck de bosch geleeght ende daeruijt bij Pluvier voor 1/2 getrocken 50-00-00
Totaal: ƒ100

Den 24sten dito tot Rijswijck de bosch geleeght ende daeruijt bij Sowijk voor 1/2 getrocken 50-00-00
Totaal: ƒ100

Den 23en junii de voors bosch geleeght ende daeruijt voor 2/5 also de franze de scheveningsche ende Rijswijksche diaconie ijder 1/5 trecken bij Persijn genoten 53-18-00
Totaal: ƒ135

[fol. 6]
Den 4en augusti tot Rijswijck de Bosch geleeght ende daeruijt voor 2/5 ten prouffijte van dese diaconie bij Waelsdorp getrocken 63-4-00
Totaal: ƒ157

[fol. 8]
Den 6den octobris tot Rijswijck de bosch geleeght ende daeruijt voor 2/5 bij Persijn getrocken de somme van 61-8-00
Totaal: ƒ152

[fol. 10v]
Den 26en octobris bij Persijn Soowijk en de Mijters tot Rijswijck de bosch geleegt ende daeruijt voor 2/5 bij Soowijck getrocken 26-10-00
Totaal: ƒ67,50

totaal ontf legaten en coll ea 7291-16-8. Fors overschot

1635 inv. nr 510
Den 6 aprilis bij Sowijck ontfangen uijt de bosch van den olifhant tot Rijswijck voor 2/5 partes die den diaconen van de duytsche kercke alhier daerinne sijn ….. 35-00-00
Totaal: ƒ87,50

12 mei zelfde bus 30-00-00
Totaal: ƒ75

1 augustus bosch bij de olyphant 38-00-00
Totaal: ƒ85

totaal ontf aan legaten donaties ea 6023-3-00. Fors overschot

1636 inv. nr 511
3 aprl 36
500-00-00 van sijne hoogheijt voor de diaconie voor den armen

16 april 36 ‘uijt de bosch tot Rijswijck van de penningen aldaer ingecomen ende gecolleceert bij dengeene die den Oliphant bewaerde sijnde deselvige somme geweest het contingent hetwelck de diaconie van de duijtsche kercken voor twee vijffde partes haer vergunt sijn heriderende dus hier 56-00-00
Totaal: ƒ140

14 mei
64-00-00 voor het contingent twelck is het leges van de bosch tot Rijswijck bevonden is den armen voor haer tweevijfde partes te competeeren uijt de penningen aldaer versamelt in de selvige bosch van de Oliphant ende alle tesamen aen den Bouchouder verantwoordt dus hier 64-00-00
Totaal: ƒ170

3) “Aalmoezen. Geprofiteert van het laten sien van een Oliphant. 29 May 1634.” Uit: G.J.Th. Beelaerts van Blokland, Armenzorg der Nederlandsch-Hervormde gemeente van ’s Gravenhage, ’s Gravenhage 1874, p. 67. Met verwijzing naar “Index van de voornaamste Saken en Resolutiën der Diaconie van ’s Gravenhage, beginnende met den Jare 1634, geformeert zoo uyt de twee Registers gemaakt door Mrs. Samuel van Schagen en W. van Fornenberg in der tijd Advocaten-Diaconen, als uyt de Resolutiën ofte Notulboeken selfs, door Mr. Johan Frederick van Steelant, Advocaat-Diacon (1764).” Later overgenomen in: Ph. Falkenburg, Armenzorg in Nederland 3 (Gemeente ’s Gravenhage), Amsterdam (1897), p. 18 (“Om de kas te stijven liet de diaconie in 1634 een olifant zien en de magistraet moest daertoe vergunning geven”); M. van Doorn, C. Dumas e.a. (red.), Ach lieve tijd ‘750 jaar Den Haag, de Hagenaars en hun armenzorg 6, Zwolle Waanders 1984-1985, p. 131 (“In 1634 verleende het stadsbestuur toestemming om tegen betaling een olifant te vertonen …”); M.Chr. Engels, ‘Sociale zorg en onderwijs’ in: Th. Wijsenbeek en E. van Blankenstein (red.), Den Haag. Geschiedenis van de stad: de tijd van de Republiek 2, Zwolle 2005, pp. 241-246, aldaar p. 185 (“Zo werd er in 1634 een olifant aan het publiek getoond om aan geld te komen …”). Dat het stadsbestuur toestemming zou hebben gegeven is een misvatting die op Falkenburg terugvoert.

4) “Dien Elephant die de Prince voor sijn lust houdt te Rijswijck, moet alle dage hebben voor sijn consumptie 24 broden van acht pondt, facit 200 pond.” en “Op den Elephant die te Rijswijck is, wierde eens gestelt een Speelman, die daerop ginck sitten spelen, waerover den Elephant seer gestoort wierde, smeet hem met de snuijte van boven weder een groot stucx weechs, dat hij quackte, ende verbrack sijn viool.” Harderwijk, Streekarchivariaat Noorwest-Veluwe, Archief Stadsbestuur Harderwijk (1231-1813), respectievelijk inv.nr. 2033, f. 78r en 104r.

5) “Desen Elephant heeft de Prince van Oragnien anno 36. ver­eert aen Graf Maurits van Nassouwen, die den selven naderhandt verkoft heeft voor 8000 gulden an een seker man, die over al trock, ende liet hem om gelt sien. Men wil seggen, hij dat hij naderhant wederom is vercoft voor 20 M gulden ende dat hij daerop mochte winnen 6000 gulden. Desen Elephant verstonde ende dede bij nae alles wat hem sijn meister gebode, twelck dan te verwonderen was dat soo een plomppe beest sulck een cloeck verstant hadde.” Notitie Ernst Brinck, Gemeentearchief Harderwijk, inv.nr. 2060, stuk XVII (op los blaadje). Een deel van deze mededeling verwoordt Brinck elders als volgt:  “Mijn wierde doemaels verhaelt, dat den Elephant die nu lang in Hollandt omgeswerft heeft, verkoft is voor 20 M gl. Ende dat hem te winste geboden wierde 6000 gl.” Notitie Ernst Brinck, Harderwijk, Streekarchivariaat Noorwest-Veluwe, Archief Stadsbestuur Harderwijk (1231-1813), inv.nr. 2043, f. 8v.

6) Krijttekening, 427 x 316 mm, Jagiello bibliotheek te Krakau, Theatrum Rerum Naturalium Brasiliae, Libri Picturati A 34, Theatrum 3, p. 163 (als onderdeel van ruim 400 olieverfstudies en tekeningen). Afgebeeld in: Zo wijd de wereld strekt, tentoonstellingscatalogus Museum het Mauritshuis, Den Haag 1979, p. 273.